Stereoscopie of het dieptezicht

MONOCULAIRE FUNCTIES= de functie van één oog

  • Gezichtsscherpte of visus is het vermogen om twee dicht bijeenliggende punten gescheiden te zien.
  • Accommodatie is het aanpassen van het brekend vermogen van de lens aan de afstand waarop men iets scherp wil bekijken.
  • Gezichtsveld: Enkel met het centrale deel van ons netvlies, de gele vlek, nemen we scherp zien. Met de rest van het netvlies zien we onscherp, dit is ons perifeer gezichtsveld. Wanneer we in ons gezichtsveld iets waarnemen dat onze interesse wekt, draaien we de ogen in die richting zodat het beeld op de gele vlek valt en scherp kan gezien worden.

BINOCULAIRE FUNCTIES= de samenwerking tussen de twee ogen

  • Fusie= twee ogen kijken op eenzelfde punt
  • We kijken met twee ogen. Elk oog stuurt een beeld naar de hersenen. Toch registreren we maar één beeld. Het lijkt alsof we maar met één oog kijken. Er treedt versmelting of fusie van de beelden op.
  • Stereoscopie of dieptezicht=  Doordat de ogen vanuit een verschillende hoek een object bekijken, ontstaat een samengestelde beeld met een dieptedimensie.
  • Convergentie = Convergentie is het naar binnen richten van de ogen om een dichterbij gelegen punt met beide ogen te fixeren. Om comfortabel te kunnen lezen is convergentie noodzakelijk.

HET DIEPTEZICHT

Het dieptezicht is noodzakelijk om een juiste beoordeling te maken van de afstand tussen twee objecten.  Deze evaluatie is enigszins mogelijk met één oog (monoculair) , maar ze is veel preciezer met twee ogen (binoculair) .  

Normaal binoculair zien betekent ook de meest optimale vorm van dieptezicht, namelijk stereoscopisch zicht: dit is het vermogen om twee identieke beelden, door elk oog afzonderlijk onder een iets andere hoek waargenomen, te versmelten tot één beeld met dieptewaarneming tot gevolg. Het stereoscopisch zicht bestaat dus dankzij een geometrische constructie, namelijk de driehoek gevormd door de twee pupillen en het fixatiepunt.

Indien dit laatste te veraf ligt (vanaf een afstand van vijf meter) brengt dit systeem echter zeer weinig bijkomende informatie in vergelijking met het monoculaire zicht. Dit omdat de verschillen tussen de twee beelden van beide ogen te klein zijn om nog waargenomen te worden door de hersenen.

Voor objecten op een afstand groter dan 5 meter maken onze hersenen gebruik van andere waarnemingen om de diepte te beoordelen, zoals bijvoorbeeld:

  • De grootte van een voorwerp: Van twee gelijkvormige objecten wordt degene die kleiner wordt waargenomen als verder weg beoordeeld.
  • Het perspectief: objecten worden afhankelijk van hun oriëntatie in de ruimte vervormd waargenomen. Door de ervaring die onze hersenen hebben met het in perspectief zien, weten ze welke kant van een object verder weg is.
  • De accommodatie: onze hersenen analyseren onze ogen scherpgesteld zijn op iets wat dichtbij of ver weg is. 

Het waarnemen van diepte kan echter ook met één oog gebeuren, want bepaalde informatie over diepte is ook aanwezig in het twee dimensionale beeld van één oog. Informatie over diepte wordt verkregen aan de hand van een complexe analyse van verschillende elementen: bijvoorbeeld het perspectief, de relatieve afmetingen van het gefixeerde object, het verborgen zijn van veraf gelegen objecten door meer nabij gelegen objecten, de relatieve snelheid van elk van hen, schaduwen, het feit dat men een dichterbij gelegen voorwerp scherper ziet, enz

Wanneer iemand plotseling het zicht aan een oog verliest, krijgt hij problemen bij het inschatten van de diepte. Hij zal in het begin mogelijk de koffie en thee naast het kopje schenken en de suiker ernaast doen. Ook kan hij moeite hebben met de waarneming van op- en afstapjes.

Na enkele maanden treedt er echter vaak gewenning op en verdwijnen deze klachten.

HET ONDERZOEK VAN HET STEREOSCOPISCH ZICHT    

Titmus "vlieg – test" op 40 cm 

De stereoscopie wordt getest met een gepolariseerd stereogram bestaande uit twee loodrecht op elkaar gepolariseerde beelden . De gepolariseerde bril presenteert een beeld naar een oog, en het andere beeld naar het andere oog.  Men vraagt het kind de vleugels tussen de vingers vast te nemen. De anderen vectogrammen laten fijnere diepezichtbepaling toe.

 

T.N.O. – test op 40 cm 

De TNO stereoscopie test gebruikt random dot stereogrammen waarbij halve beelden overelkaar geprojecteerd worden in complementaire kleuren.

Lang stereoscopie test

De Lang Stereo Test werd ontwikkeld om op een voudige wijze het dieptezien bij kinderen te screenen   De test  is gebaseerd op de beginselen van willekeurige stippenEr zijn geen brilglazen nodig zijn voor de Lang Stereo Test, en de oogbeweging van het kind kunnen gemakkelijk geobserveerd worden.

  • Dr. LF. Liesenborghs
  • Sint-Jansstraat 4
  • Residentie Park Leopold
  • 3800 Sint-Truiden
  • T. 011 69 42 70
  • F. 011 69 42 60
  • Stuur mij een e-mail
  •  
  • site by webdesign yappa