Het dieptezicht is noodzakelijk om een juiste beoordeling te maken van de afstand tussen twee objecten. Deze evaluatie is enigszins mogelijk met één oog (monoculair) , maar ze is veel preciezer met twee ogen (binoculair) .
Normaal binoculair zien betekent ook de meest optimale vorm van dieptezicht, namelijk stereoscopisch zicht: dit is het vermogen om twee identieke beelden, door elk oog afzonderlijk onder een iets andere hoek waargenomen, te versmelten tot één beeld met dieptewaarneming tot gevolg. Het stereoscopisch zicht bestaat dus dankzij een geometrische constructie, namelijk de driehoek gevormd door de twee pupillen en het fixatiepunt.
Indien dit laatste te veraf ligt (vanaf een afstand van vijf meter) brengt dit systeem echter zeer weinig bijkomende informatie in vergelijking met het monoculaire zicht. Dit omdat de verschillen tussen de twee beelden van beide ogen te klein zijn om nog waargenomen te worden door de hersenen.
Voor objecten op een afstand groter dan 5 meter maken onze hersenen gebruik van andere waarnemingen om de diepte te beoordelen, zoals bijvoorbeeld:
Het waarnemen van diepte kan echter ook met één oog gebeuren, want bepaalde informatie over diepte is ook aanwezig in het twee dimensionale beeld van één oog. Informatie over diepte wordt verkregen aan de hand van een complexe analyse van verschillende elementen: bijvoorbeeld het perspectief, de relatieve afmetingen van het gefixeerde object, het verborgen zijn van veraf gelegen objecten door meer nabij gelegen objecten, de relatieve snelheid van elk van hen, schaduwen, het feit dat men een dichterbij gelegen voorwerp scherper ziet, enz
Wanneer iemand plotseling het zicht aan een oog verliest, krijgt hij problemen bij het inschatten van de diepte. Hij zal in het begin mogelijk de koffie en thee naast het kopje schenken en de suiker ernaast doen. Ook kan hij moeite hebben met de waarneming van op- en afstapjes.
Na enkele maanden treedt er echter vaak gewenning op en verdwijnen deze klachten.
Titmus "vlieg – test" op 40 cm
De stereoscopie wordt getest met een gepolariseerd stereogram bestaande uit twee loodrecht op elkaar gepolariseerde beelden . De gepolariseerde bril presenteert een beeld naar een oog, en het andere beeld naar het andere oog. Men vraagt het kind de vleugels tussen de vingers vast te nemen. De anderen vectogrammen laten fijnere diepezichtbepaling toe.
T.N.O. – test op 40 cm
De TNO stereoscopie test gebruikt random dot stereogrammen waarbij halve beelden overelkaar geprojecteerd worden in complementaire kleuren.
Lang stereoscopie test
De Lang Stereo Test werd ontwikkeld om op een voudige wijze het dieptezien bij kinderen te screenen De test is gebaseerd op de beginselen van willekeurige stippenEr zijn geen brilglazen nodig zijn voor de Lang Stereo Test, en de oogbeweging van het kind kunnen gemakkelijk geobserveerd worden.