Aansluitend aan het spleetlamponderzoek wordt meestal ook de oogdruk gemeten met behulp van een applanatie-tonometer. Deze tonometer zit op de spleetlamp gemonteerd.
Bij iedere patiënt rond de 40 jaar wordt altijd en telkens de oogdruk gemeten. Bij 2% van de bevolking stijgt de oogdruk en kan een eerste teken zijn van een glaucoom. Bij gebruik van corticoiden in welke vorm ook kan de oogdruk stijgen. Ook bij bepaalde oogziekten kan de oogdruk stijgen.
De applanatie tonometrie
Dit is tot heden de belangrijkste en meest betrouwbare methode. Na het geven van een verdovingsdruppel en het aanbrengen van fluorisceïne via een strookje wordt de applanatietonometer tegen het oog geplaatst.
De patiënt houdt het hoofd zo stil mogelijk door het in een kinsteun en hoofdsteun te plaatsen. Met behulp van blauw licht kan de oogarts de mate van vervorming van het oog beoordelen.
Naarmate de oogdruk hoger is, moet meer kracht uigeoefend worden door dit apparaatje om het oog enigzins van vorm te doen veranderen.
De mate van uit te oefenen kracht is dus een maat voor de oogdruk. Voor oogartsen is deze meting een routinebehandeling.
Dit onderzoek is kortdurend en pijnloos, ook achteraf. Vanwege de gebruikte reflecterende stof kunnen de ogen enige tijd een gele kleur vertonnen. Deze verkleuring is volstrekt onschadelijk en trekt snel weg.
De pneumo-tonometrie
Dit is een methode waarbij met een pneumotonometer een luchtstraaltje tegen het geblazen wordt. Hiermee wordt automatisch vervorming gemeten en daarmee de oogdruk bepaald. Daarom mag deze methode ook door niet-artsen (bijvoorbeeld oogarts assistent of optieker) gebruikt worden. Een nadeel van deze methode is dat deze minder betrouwbaar is dan de applanatietonometer en de oogdruk vaak wordt overschat.
In veel gevallen is de meting voldoende om vast te stellen of de oogdruk aanleiding geeft tot nader onderzoek. Daarnaast is deze methode minder hinderlijk omdat geen verdoving en fluoresceïne nodig is. Om deze reden maken ook oogartsen van deze methode gebruik voor het verkrijgen van een eerste indicatie van de oogdruk. Op indicatie wordt een controlemeting met de applanatietonometer uitgevoerd.
De oogdruk is niet de hele dag hetzelfde maar kan van uur tot uur verschillen. Bij beginnende gluacoom kunnen deze schommelingen groot zijn. Om een indruk te krijgen van de dagschommelingen van de oogdruk wordt een zogenaamde dagdrukcurve uitgevoerd. Hierbij wordt de oogdruk op verschillende tijden van de dag en in universitaire ziekenhuizen soms zelfs 's nachts gemeten.