Is de meest frequente vorm van glaucoom en wordt meestal veroorzaakt door het hebben van een onbehandelde verhoogde oogdruk gedurende verschillende jaren.
Veel mensen krijgen glaucoom als hun oogdruk hoger is dan 21 mm Hg, maar niet iedereen. Het is dus niet altijd noodzakelijk om onder behandeling te komen als je oogdruk hoger is dan 21 mm Hg. Een verhoogde oogdruk kan lange tijd bestaan voordat er schade optreedt. Als er nog geen schade aan de oogzenuw en het gezichtsveld is opgetreden, spreekt men van oculaire hypertensie. Soms treedt er helemaal geen schade op bij een verhoogde oogdruk. Het probleem is dat de oogarts meestal niet kan voorspellen of een patiënt wel of geen beschadiging zal gaan oplopen. Dit is mede afhankelijk van de aanwezigheid van andere risicofactoren (zie verder). Boven het 50e jaar heeft 7-12% van alle mensen een oogdruk boven de 22 mmHg. Hoe hoger de oogdruk, hoe groter de kans op schade. Bij een oogdruk lager dan 26mm kwik, met normaal gezichtsveld en normale oogzenuw, wordt geen behandeling gestart.
Over het algemeen gaat men ervan uit dat de kans om bij een licht verhoogde oogdruk glaucoom te krijgen ongeveer 2% per jaar is. Het verlagen van de oogdruk verlaagt ook de kans op het krijgen van glaucoom. Het is daarom van groot belang om mensen met een verhoogde oogdruk op te sporen. Dat is niet eenvoudig: de patiënt zelf merkt niets van de oculaire hypertensie en men kan het alleen maar vaststellen door de oogdruk te meten. Deze patiënten vertonen dus wel een verhoogd risico om later glaucoom te ontwikkelen en moeten op regelmatige basis gecontroleerd worden.Meestal is dit 1 tot 2 maal per jaar.
Niet iedereen met een normale oogdruk is veilig
De meeste mensen met een oogdruk beneden de 21 mm Hg krijgen geen glaucoom, maar toch kan je glaucoom krijgen bij een zogezegd normale druk. Vaak is een slechte doorbloeding van het oog de oorzaak. Daarom geeft een oogdrukmeting alleen (bijvoorbeeld bij de opticien), een vals gevoel van veiligheid. Zeker als de drukmeting gedaan wordt met een minder nauwkeurige pneumotonometer. De oogarts kan door bijkomende oogonderzoeken uitmaken of je zogenaamd “normale druk glaucoom” hebt.
Er zijn aanwijzingen dat patiënten met bloedvatproblemen elders in het lichaam een grotere kans hebben op glaucoom. Dit lijkt vooral te gelden voor het normale druk glaucoom. Hierbij moet gedacht worden aan een te hoge bloeddruk of juist aan een te lage bloeddruk, suikerziekte en aan een hartinfarct of hersenbloeding in het verleden. Indien een van deze (of vergelijkbare) factoren aanwezig is, dan lijkt de kans op glaucoom, ook bij een normale oogdruk, groter. Indien deze factoren heel uitgesproken aanwezig zijn, dan kan de oogarts hiermee rekening houden bij de behandeling van het glaucoom
Bij deze vorm van glaucoom wordt de afvoer van het kamerwater anders geblokkeerd dan bij het open kamerhoek glaucoom. Zoals in de afbeelding is aangegeven, wordt de filter in de kamerhoek afgesloten door de basis van de iris. Dit gebeurt in ogen met een ondiepe voorste oogkamer. Deze ogen hebben als het ware heel weinig ruimte aan de binnenzijde. Over het algemeen komt dit voor bij vérzienden: mensen die een plus-bril dragen. Bij hypermetropen zal dus extra gelet moeten worden op de wijdte van de kamerhoek. Dit is eveneens een aandoening die meer voorkomt op oudere leeftijd door de zwelling van de lens door cataract. Ook komt deze vorm meer voor bij vrouwen. Zij kan op zichzelf staan of optreden als gevolg van andere oogziekten.
Gesloten kamer hoek glaucoom kan onderverdeeld worden in een acute en een chronische vorm.
De acute vorm is zeldzaam maar zeer dramatisch. Hierbij veroorzaakt de iris een plotselinge blokkade van de afvoer van het kamerwater. De iris bolt dan zover naar voren in de voorste oogkamer dat zij tegen het afvoerkanaal in de kamerhoek komt te liggen en deze afsluit. De oogdruk loopt hierdoor in zeer korte tijd torenhoog op en er ontstaat een dramatisch beeld met een rood oog, heftige pijn, wazig zien en soms braken. Deze vorm van geslotenkamerhoekglaucoom vereist acuut ingrijpen door de oogarts.
De chronische vorm komt veel vaker voor. Het is belangrijk deze vorm in een vroeg stadium te herkennen, omdat deze dan goed te behandelen is. Het verraderlijke van dit type glaucoom is dat de oogdruk sterk kan wisselen. De oogarts kan vaak, maar niet altijd, zien of je een aanleg voor acuut glaucoom hebt.
Drukschommelingen kunnen de oogarts ontgaan bij routinematige oogdrukmeting. De patiënt kan immers net op dat moment een normale oogdruk hebben. Deze vorm van glaucoom kan dan ook eigenlijk het beste worden vastgesteld door de diepte van de voorste oogkamer te beoordelen en vooral door de wijdte van de kamerhoek te bekijken.
Het is ook belangrijk om weten dat sommige geneesmiddelen een aanval van acuut glaucoom kunnen uitlokken. Dit kan je lezen in de bijsluiters van heel wat geneesmiddelen, vooral deze tegen verkoudheid, diarree, depressie en ziekte van Parkinson. Het gaat hier steeds om acuut glaucoom. Op chronisch glaucoom hebben deze geneesmiddelen geen invloed.
In het beginstadium kan deze vorm van glaucoom behandeld worden door een gaatje in de iris te maken (laser-iridotomie). Hierdoor ontstaat een directe verbinding tussen de achterste en de voorste oogkamer.
Glaucoom kan ook ontstaan als gevolg van andere problemen met de ogen: verwondingen, ontstekingen, tumoren, afsluiting van een bloedvat, andere oogziekten of oogafwijkingen ten gevolge van suikerziekte. Deze vormen van glaucoom zullen over het algemeen eerder worden opgemerkt, omdat de patiënt en de oogarts zich bewust zijn van de risico’s die samenhangen met deze oogziekten
Aangezien deze (vaak ernstige) vormen van glaucoom het gevolg zijn van een andere oogziekte, kadert de diagnose en behandeling in het beleid van de oorzakelijke ziekte.
De meest voorkomende oorzaken van secundair glaucoom zijn:
1. pigment dispersie glaucoom:
dit is een bijzondere vorm van open hoek glaucoom, waarbij het regenboogvlies pigmentkorrels verliest, vermoedelijk door het schuren van het regenboogvlies tegen de ooglens. Vervolgens gaan deze de afvoerkanaaltjes verstoppen. Dit geeft dan weer aanleiding tot oogdrukstijging. Met de laser wordt dan een gaatje gemaakt in het regenboogvlies (iridotomie, zie verder), om verder afvallen van pigmentkorrels te voorkomen. Indien dit onvoldoende drukdaling geeft (vooral bij patiënten waar reeds veel pigmentkorrels de afvoerbuisjes hebben verstopt), gaan we met een andere laser de mazen van het afvoersysteem vergroten (lasertrabeculoplastie, zie verder), om zo de oogdruk te doen dalen
2. Pseudo-exfoliatie glaucoom:
Schilfertjes die van de lens loskomen verstoppen de afvoerbuisjes. Ook hier kunnen we met de laser deze terug vergroten zodat de druk terug kan dalen.
3. Neovasculair glaucoom :
Er kan zuurstoftekort ontstaan thv het netvlies (door bvb een trombose, diabetes…) waardoor nieuwe “slechte” bloedvaatjes gaan groeien om dit tekort te overbruggen maar die de afvoerbuisjes kunnen verstoppen.
Hier moet in 1ste instantie de aanmaak van deze "slechte" bloedvaten gestopt worden door het zuurstoftekort ter hoogte van het netvlies op heffen, namelijk door een laserbehandeling ter hoogte van het netvlies.
4. Inflammatoir glaucoom :
Ontstekingscellen gaan de afvoerkanaaltjes verstoppen. Hier wordt dan in eerste instantie de ontsteking zelf natuurlijk behandeld, eventueel gecombineerd met oogdruk verlagende medicatie.
Zeldzaam kan glaucoom aangeboren zijn. Meestal groeit dan 1 of soms de 2 ogen abnormaal groter en moet dit snel en lang behandeld worden.(glaucoomoperaties, bril, afplakschema…)
Als glaucoom op latere kinderleeftijd optreedt valt de ooggroei minder op. Daarom het belang van bij familiale geschiedenis een vroege opsporing te doen.