De holte van het oog is grotendeels gevuld met een glasachtig lichaam (corpus vitreum). Dit is een soort gel-achtige massa. Het glasachtig lichaam is omringd door een vliesje (het glasvochtmembraan) dat aan het netvlies kleeft. Het corpus vitreum gaat met het ouder worden verwateren. Dit proces wordt liquefactie van het glasachtig lichaam genoemd . In het glasachtig lichaam vormen er zich namelijk vochtblaasjes die gaan versmelten. Uiteindelijk wordt langzamerhand het corpus vitreum vervangen door water. De restanten ervan schrompelen en condenseren en drijven rond in het oogvocht. Wij zien dan glasvochtvertroebelingen.
Het glasachtig lichaam met zijn membraan komt hierbij geheel of gedeeltelijk van het netvlies los. Dit wordt een achterste glasvochtloslating genoemd. Vaak afgekort als PVD (Posterior Vitreum Detachment). Het glasvochtmembraan komt uiteindelijk volledig los van het netvlies. Dit doet zich meestal voor na een leeftijd van 50-60 jaar, maar het komt bij bijziende mensen meestal op jongere leeftijd voor. Het kan zich ook vroeger voordoen na een ernstig oogletsel, een oogontsteking of een oogingreep. Bij het loskomen en krimpen van het glasvocht worden de onregelmatigheden geconcentreerder en beweeglijker en nemen ook in aantal toe.
Aanvankelijk is dit een langzaam proces, maar in een later stadium kan het glasachtig lichaam plots in elkaar zakken en treedt deze PVD akuut op waarbij er letsels kunnen ontstaan aan het netvlies. Het glasvochtmembraan kan namelijk blijven plakken aan het netvlies en eraan gaan trekken. Deze tractie veroorzaakt soms een scheurtje in het netvlies. Wanneer bij de scheur een bloedvat getrokken is, kan er zich een bloeding in het oog voordoen. Meestal stopt deze snel, maar het bloed veroorzaakt bijkomende floaters. Door zo'n scheurtje kan vocht onder het netvlies komen, waardoor het netvlies los komt te liggen. Dit noemen we een netvliesloslating of een ablatio retinae.