Bij het eerste onderzoek wordt het oog volledig onderzocht en zo nauwkeurig mogelijk nagekeken of er behalve cataract nog andere oorzaken zijn voor slecht zicht. Wanneer wordt beslist om een cataractoperatie uit te voeren wordt bij het tweede onderzoek de ooglengte gemeten en met een computer de sterkte van de in te planten kunstlens berekend. Dit noemt me de oculometrie of biometrie. Zo kan vermeden worden dat de patiënt na de operatie een sterke bril zou moeten dragen. Dit onderzoek is volledig pijnloos en duurt niet lang.
De sterkte van dit intra-oculair inplant wordt vóór de ingreep berekend aan de hand van een wiskundige formule. De parameters worden bekomen door verschillende metingen: oa.: de oogkromming en de oogaslengte dmv de IOL-Master (optisch) en een A-scan (echografisch). De sterkte van de implantlens die tijdens de operatie in het oog wordt geplaatst, is bepalend voor de brilsterkte die na de operatie nodig is.
Hoewel de Oculometrie in de meeste gevallen een nauwkeurig onderzoek is, kunnen er soms afwijkingen in de metingen optreden, ook bij een juist uitgevoerd onderzoek. Soms is de anatomische toestand van het oog verantwoordelijk voor afwijkingen in de metingen en de berekeningen. Littekenvorming is ook een factor die de uiteindelijk bekomen brilafwijking (refractie) kan beïnvloeden. We kunnen voorafgaand aan een staaroperatie dus nooit garanderen dat u na de operatie scherp kunt zien zonder bril. Evenmin kunnen we nooit met 100% met zekerheid zeggen welke brilsterkte u na de operatie nodig zult hebben.